Skip to main content

EN 149 Ademhalingsbeschermingsmiddelen

 

Halfgelaatsmaskers filteren ter bescherming tegen deeltjes - Vereisten, conditionering, testmethoden

Deze Europese norm ( EN149) specificeert minimumvereisten voor het filteren van halfgelaatsmaskers (maskers die de neus, mond en kin bedekken) als ademhalingsbeschermingsmiddelen ter bescherming tegen deeltjes, behalve voor ontsnappingsdoeleinden. Laboratorium. De tests en praktische prestatietests zijn opgenomen om te bepalen of aan de eisen wordt voldaan. Deeltjesfilterende halfgelaatsmaskers worden geclassificeerd op basis van hun filtratieprestaties en hun maximale totale naar binnen gerichte lekkage. Er zijn drie classificatries:

FFP1, FFP2 en FFP3

Volgens de norm worden na verschillende conditioneringsstappen 8 verschillende tests op de maskers uitgevoerd. De tests en de conditioneringsstappen worden hieronder kort beschreven.

 

Conditionering

Maskers worden niet alleen in nieuwstaat getest, maar ook na conditionering. EN 149 beschrijft 4 soorten conditionering:

 

1 Simulatie van dragen

Hier wordt het masker 10 x 20 minuten op een test kop gefixeerd en kunstmatig geventileerd met behulp van een kunstlong en een saturator

 

2 Temperatuur conditionering

Het masker wordt 24 uur op 70⁰C bewaard en vervolgens 24 uur op -30⁰C, tussendoor en voor het testen wordt het masker 4 uur bij kamertemperatuur geacclimatiseerd.

 

3 Mechanische weerstand:

Het masker wordt 2000 keer geschud, met 100 schokken per minuut, in een oscillatiekamer.

 

4 Stroomconditionering

Maskers met uitademventiel worden met 300 liter tot 30 seconden doorgestroomd.

 

 

Testmethoden

 

1 Visuele inspectie

De algemene staat van het masker wordt onderzocht. Er wordt gecontroleerd of het masker goed geëtiketteerd en verpakt is.

 

2 Praktische prestatietest

Testpersonen zetten het masker op en voeren verschillende taken uit, bijvoorbeeld lopen of een mand vullen met snippers. Tijdens deze taken wordt het masker subjectief beoordeeld op basis van de volgende kenmerken: comfort van hoofddeksels, veiligheid van verbindingen, het gezichtsveld en wat nog meer opvalt.

 

3 Testen van de gehele inwendige lekkage

Een testpersoon zet het masker op en plaatst zichzelf in een testkamer met een loopband. Van  bovenaf stroomt een bepaalde concentratie NaCl-aerosol de kamer in. De aerosolconcentratie in de kamer en de ingeademde lucht in het masker wordt gemeten. De persoon voert tijdens de test verschillende oefeningen uit, zoals het hoofd bewegen of spreken tijdens het lopen (6 km/h). Terwijl deze oefeningen worden uitgevoerd, wordt de aerosolconcentratie op de twee meetpunten verzameld en aan het einde van de test met elkaar in verband gebracht. een bepaald percentage lekkage mag niet worden overschreden.

 

4 Testen van de brandbaarheid

Het masker is gemonteerd op een metalen test kop boven een propaanbrander. Het monster wordt weggedraaid van de brander en het gas wordt ontstoken. De afstand tussen de brander en de adempoort is 2 cm. Zodra de vlam goed is ingesteld, wordt het monster met een snelheid van 60 mm/s door de vlam gedraaid. Na de test wordt het effect op het masker geëvalueerd.

 

5 Testen van het kooldioxidegehalte van de ingeademde lucht

Het masker is gemonteerd op een test kop die verbonden is met een kunstlong. Aan de uitgeademde lucht wordt 5% C02 toegevoegd. Via een ventielsysteem wordt een monster van de ingeademde lucht genomen en wordt het percentage C02 dat na het ademen door het masker in de ingeademde lucht achterblijft gemeten. Een bepaalde grens mag niet worden overschreden.

 

6 Testen van de sterkte van de bevestiging van de behuizing van het uitademventiel

Het halfgelaatsmasker is op een beugel gemonteerd. Op de klep (behuizing) wordt gedurende 10 seconden een axiale trekkracht van 10 N uitgeoefend. Het monster moet de belasting kunnen weerstaan.

 

 

7 Ademweerstandstest

Voor het meten van de uitademweerstand wordt het masker stevig op een test kop gemonteerd; een continue luchtstroom van 160 l/min wordt door het masker geleid. De ademweerstand wordt gemeten met een geschikt apparaat tijdens verschillende hoofdposities. Om de inademweerstand te bepalen wordt een continue luchtstroom van 30 l/min en 95 I/min door het masker geleid en wordt de weerstand gemeten. De weerstanden moeten binnen bepaalde grenzen blijven.

 

8 Test na opslag

De test bestaat uit het blootstellen van het masker aan een sinusvormige ademhalingssimulatie (met behulp van een verzadigder en kunstlong), terwijl het monster wordt omgeven door een bekende concentratie dolomietstof in de lucht. Na de blootstelling worden de ademweerstand en filterpassage van de maskers gemeten. Deze test is alleen nodig voor herbruikbare maskers.

 

9 Passagetest van het filtermedium

De passage van filtermedium wordt bepaald met behulp van twee verschillende test aerosolen - NaCl-aerosol en paraffineolie-aerosol. Het masker wordt gemonteerd in een testkamer waarin de testaerosol in een gespecificeerde concentratie wordt geïnjecteerd. Een pomp trekt de aerosol door het masker. De deeltjesconcentratie voor en na het masker wordt bepaald.

Een groot aantal proeven treft u in ons overzicht aan. Druk hier om naar het overzicht te gaan.